Selecteer een pagina

Transmediaregelingen

Cultuurfondsen voorzichtig in nieuw vaarwater

Fondsenwerving
Transmediaal werken is geen exotische ontwikkeling meer voor Nederlandse culturele makers en instellingen. Transmediaal begint het crossmediaal hier en daar te verdringen. Steeds meer makers van TV, films, theater of games stellen zich al ergens in de conceptfase de vraag of en hoe hun project in meerdere media gedaante zou kunnen krijgen. Er is een nog niet heel grote maar wel al veelvormige praktijk op gang gekomen met interessante en succesvolle projecten. Een aantal van deze ontwikkelingen voltrekken zich financieel gezien in de geheel private sfeer. Maar de cultuurfondsen rekenen de digitale media zeer terecht ook tot hun domein. Ze hebben de ambitie zowel kwaliteit in bestaande culturele vormen ondersteunen, als het ontstaan van nieuwe, cultureel relevante vormen stimuleren. Hoe verhoudt het transmediale zich tot de cultuur en hoe verhouden de fondsen zich tot het transmediale? Waar kun je als maker terecht als je ambities hebt in de transmediale cultuur?

Transmediaal is een woord voor de huidige overgangsvormen en is op zichzelf uiteraard geen eindpunt. In de 20e eeuw bestonden de media uit gescheiden, onderling alleen met moeite vertaalbare technologieen, met verschillende bijbehorende productiewijzen en gedragsvormen voor het publiek. Die gedragsvormen hadden als gemeenschappelijk kenmerk dat de leden van het publiek stilzaten terwijl ze de mediaprodukties zonder eigen inbreng tot zich namen. De wereld waar we nu in bewegen is een zee van interactieve communicatieplatforms waarin de mensen die voorheen bekend stonden als het publiek becommentariëren, links doorsturen, foto’s en videootjes  maken, schrijven, spelen en zich actief inleven in voor hande zijnde, meer of minder fictieve verhaalwerelden. In die zee van communicatieplatforms bevinden zich enkele grote eilanden van klassieke media zoals TV, film en theater met het publiek in de rol van publiek.

 

Produkties worden tegenwoordig veelal ontwikkeld met een zo’n eiland als lanceerbasis en enkele digitale platforms voor PR en distributie van de producties in tweede instantie, zogenaamde crossmedia. In opkomst is de transmediale praktijk waarin een productie van meet af aan wordt bedacht om op verschillende platforms en eilanden uit complementaire, participatieve content te bestaan. Dit zijn nog uitzonderingen en de mediamix moet per keer opnieuw worden ontwikkeld. De wereld waar we heen gaan heeft een nog meer fluide mediasfeer. Het kijk-, luister-, en deelnameprotocol van het publiek zal daarin niet zozeer per media platform vastliggen, maar per programma of per inhoudelijke eenheid. Niet alle producties zullen transmediaal gaan worden; het kan heel heel goed dat een bepaald idee nou eenmaal het beste werkt als (bijvoorbeeld) pure radio.De eilanden blijven bestaan,maar kalven wat af, en eromheen groeit een archipel van digitale vlotten die zich ad hoc aan elkaar knopen of zich juist weer losknopen. Twee dingen lijken mij duidelijk. Ten eerste komt transmediaal werken logisch voort uit de ontwikkelingen in de media-ecologie en is niet een hype die volgend jaar weer over is gewaaid. Ten tweede staat de ontwikkeling op inhoudelijk, productioneel en financieel nog in haar kinderschoenen. Er moet nog erg veel worden uitgevonden. Gegeven het niet aflatende tempo waarmee de mediasfeer zich ontwikkelt en nieuwe technologieën, platforms en (sub)culturele praktijken genereert, is het overigens nog maar de vraag of het transmediale werken ooit zulke productioneel stabiele genres als de bioscoopfilm of het radiohoorspel zal opleveren. Het lijkt mij waarschijnlijker dat wenu het begin zien van een niet aflatende stroom van inhoudelijke en productionele vormen die discipline- en mediumtechnologie overstijgen.
Regelingen te over
Op welke manier houden de cultuurfondsen rekening met deze transmediale ontwikkelingen? Een rondgang langs verschillende fondsen toont een bont geheel aan aparte regelingen met ieder hun eigen insteek. Het Letteren Fonds heeft de regeling Digitale Literaire Projecten ‘Voorop staat dat de digitale omgeving van wezenlijke invloed is op de inhoud, het project kan niet zonder verlies van artistieke betekenis op
papier ontstaan. […] Niet zozeer het medium en de technologie op zich staan centraal, wel de vernieuwende wijze waarop die worden gebruikt om tot een kwalitatief hoogwaardig literair project te komen.’Het Filmfonds hanteert de regeling Experimentele Film / e-cultuur. ‘Experimentele producties zijn films die vernieuwend, uitzonderlijk en voorbeeldstellend zijn. Het kan hierbij gaan om nieuwe werkwijzen zowel op technisch als creatief gebied. E-cultuurproducties zijn projecten met een duidelijk aanwijsbare filmische component en hebben de toepassing en de inzet van nieuwe media en interactiviteit als kenmerk.’Het Mediafonds verstrekt subsidie voor de productie en/of de ontwikkeling van radio- en televisieprogramma’s en e-cultuur projecten ten behoeve van de landelijke en regionale publieke omroepen. Het gaat om culturele producties die bijzonder zijn, van hoogwaardig artistiek gehalte en overwegend van Nederlandse origine. In haar algemene uitganspunten is het Mediafonds een heel eind op weg om de media-ecologie als een geheel te beschouwen en te
behandelen.Tot 2011 heeft hier de eerste (voor Nederland) speciale regeling voor transmediale produkties bestaan waarmee vijf projecten zijn ondersteund. De huidige regelingen zijn alemaal mediumspecifiek, maar transmediale projecten kunnen worden aangevraagd. Daarvoor worden speciale, gecombineerde commissies ingezet. Ook het Mediafonds@Sandberg project stimuleert op een voorbeeldstellende manier
de ontwikkeling van vormen die horen bij de huidige mediasfeer. Ondertussen is het Mondriaan Fonds naarstig aan het timmerenaan zijn eigen nieuwe regelingen, die per januari 2013 zullen ingaan.
Al enkele jaren geleden heeft het Mondriaan Fonds besloten om de disciplinaire schotten tussen verschillende regelingen op te heffenen geen mediumspecifieke criteria meer te hanteren. Stichting DOEN heeft financieringsmogelijkheden voor cultuur en mediaprojecten met duidelijke maatschappelijke meerwaarde. Ook hier worden geen mediaof discipline specifieke criteria gehanteerd. De regelingen van het nieuwe Fonds voor de Creatieve Industrie zijn nog niet officieel bekend, maar dit fonds richt zich op de disciplines
architectuur, vormgeving en e-cultuur. Daarbij gaat het ook om de versterking van de sectoroverschrijdende aanpak en de samenwerking tussen private partijen, particulieren en overheid; zowel in Nederland als in het buitenland. Het VSBfonds steunt de kunsten in de volle breedte. Dit fonds stelt dat de huidige kunstvormen steeds vaker multidisciplinair, intercultureel en sectoroverschrijdend zijn; een diversiteit die recht doet aan de maatschappij waarin wij leven. Het VSBfonds kiest er om deze reden bewust voor om kunst en cultuur niet per afzonderlijke discipline te benaderen. SNS Reaal aan de andere kant ondersteunt kunst- en cultuurprojecten
met enkele verschillende speerpunten per discipline, waarop projecten extra punten kunnen scoren (en zo meer kans maken op subsidie). SNS Reaal heeft daarnaast sinds 2012 twee keer per jaar een themaregeling waaronder instellingen niet volledige projectplannen hoeven in te dienen, maar een ruw voorstel en een onderzoekstraject om dat te idee tot een uitgewerkt plan te laten groeien. Zojuist is de regeling digitale innovatie in musea van start gegaan, die mede door Virtueel Platform werd vormgegeven, met als thema cross- en transmediaal verhalen vertellen. Tot slot heeft het Fonds voor de Podiumkunsten geen regelingen voor transmediale vormen of voor e-cultuur.
Van regeling naar praktijk
Stichting DOEN, het Mondriaan Fonds, het VSBfonds en het komende fonds voor de Creatieve Industrie hanteren geen aparte regelingen voor disciplines, ze zeggen uit te gaan van interdisciplinaire ontwikkelingen.Transmediale werkwijzen worden niet genoemd maar lijken niet principieel buiten de boot te hoeven vallen, hoewel het VSBfonds in haar logica wel vooral van podiumkunsten uitgaat. Het SNS Reaal fonds, het Filmfonds, het Mediafonds en het Letteren Fonds noemen wel aparte voorwaarden voor aparte cultureel-artistieke disciplines. E-cultuur is bij hen ingepast in de bestaande orde van de fondsen logica en wordt (met uitzondering van SNS Reaal) behandeld als aparte discipline. Op zich is dit goed om te zien. Vanuit de mogelijkheden voor transmediale projecten is hier echter een hindernis: een transmediaal project is per definitie niet primair georiënteerd op een discipline, ook niet op e-cultuur, al heeft het vrijwel altijd belangrijke
digitale componenten. Het Mediafonds en het Filmfonds bieden inhoudelijk aandacht voor transmediale projecten, maar bij het Mediafonds is er de voorwaarde van deelname van een publieke omroep. Bij het Filmfonds dient er een belangrijke filmisch component te zijn. Kortom, er zijn behoorlijk wat subsidie mogelijkheden die transmediale cultuur de ruimte bieden of in ieder geval niet uitsluiten in Nederland.Er zijn echter maar twee fondsen die expliciet over expertise in die richting beschikken: het Mediafonds en het Filmfonds.Projecten zonder deelname van de publieke omroep of zonder belangrijk filmisch component kunnen dus nergens op hun transmediale merites worden beoordeeld. Ook kunnen verschillende onderdelen van een project niet bij hetzelfde fonds onder verschillende aanvragen worden ingediend. Projecten kunnen dus alleen op verschillende onderdelen bij verschillende fondsen volgens verschillende criteria behandeld worden, hetgeen overigens ook bij veel niet transmediale projecten normaal is. Een aspect dient zich hierbij aan waar nog niet in is voorzien: een echt transmediaal project kan niet beoordeeld worden als een opstelsom
van afzonderlijk complete en disciplinair te begrijpen onderdelen. Een filmisch onderdeel (of een onderdeel in een andere discipline) van een transmediaal project moet anders beoordeeld worden dan een op zichzelf staande film. De budgetten voor de nieuwe interdisciplinaire vormen zijn daarnaast klein vergeleken bij de budgetten voor de primaire disciplines van de fondsen. Dit is niet vreemd en de situatie loopt ook niet hopeloos uit de pas met de werkelijkheid van de producerende makers en instellingen. Maar toch zou het goed zijn als de fondsen niet apart maar juist samen een visie op de opkomende transmediale werkwijzen zouden ontwikkelen
om de opkomende vraag te kunnen stimuleren en kwalitatief te kunnen ondersteunen. Beweging in die richting is ook gaande.Het beste zou zijn als de fondsen met elkaar zouden afspreken dat transmediale projecten behandeld worden in adhoc commissies met in de eerste plaats transmediale expertise en daarbij disciplinaire ondersteuning. In dergelijke beoordelingen zou dan geen geen hiërarchie gemaakt moeten worden in het belang van de verschillende te bespelen media.Een ander punt is echter nog belangrijker. De transmediale cultuur verkeert nog in een prille fase. Cultuurfondsen, vanuit hun rol als bevorderaars van kwaliteit, ondersteunen met name projecten voor een vaak zo groot mogelijk publiek. Projecten met een welomschreven, voltooide productie als eindresultaat. Maar juist voor de transmediale ontwikkeling is het belangrijk om experimenten te kunnen doen die mogen falen. Ook is onderzoek nodig naar de organisatievormen, productielogica en verdienmodellen. Heel belangrijk bij dit type onderzoek is dat de resultaten en bevindingen niet vooral aan een partij ten gunste zouden
moeten komen maar dat ze juist zo breed en effectief mogelijk gedeeld worden, zodat alle belanghebbenden (inclusief private partijen) ervan kunnen leren. Fondsen zouden naast het stimuleren van produkties
ook initiatieven op het gebied van kennisontwikkeling en kennisdeling nadrukkelijker moeten ondersteunen of wellicht zelfs moeten initiëren. Zo zou de ontwikkeling van transmediale cultuur in Nederland inhoudelijk, professioneel en financieel tot grotere bloei kunnen worden gestimuleerd.

Auteur: Klaas Kuitenbrouwer is programmamanager bij Virtueel Platform. (klaas@virtueelplatform.nl)

468

Reactie verzenden

Share This