Dagan Cohen geldt als één van de grensverleggers als het gaat om nieuwe museale concepten in een online omgeving. ‘Upload Cinema’ toonde zijn visie op het veranderende medialandschap. Productie, distributie en de manier van filmkijken maken een diepgaande verandering door. Het hele interactieve proces van maken, mixen, kiezen en uploaden transformeert de filmindustrie. Publieksparticipatie wordt daarbij steeds meer een sociale activiteit die draait om samenwerking.
Cohen ziet dat steeds meer instellingen worden geconfronteerd met de vergaande democratisering van de media, waarbij het produceren en presenteren van media niet meer is voorbehouden aan grote instellingen als omroepen, musea of kranten.
“Het produceren van inhoud is met de beschikbare tools steeds eenvoudiger geworden, en daar komt ook mijn fascinatie voor online video vandaan. Film maken wordt iets waar iedereen aan kan deelnemen, wat meteen leidt tot discussie over kwaliteit wanneer amateurs de productie- én de distributiemiddelen in handen krijgen. Ik zie heel interessante dingen gebeuren, omdat mensen niet meer geconditioneerd zijn om op een bepaalde manier te werken. Deze creatieve eruptie heeft de democratisering van de media verder aangezwengeld.”
Vind je het bewaken van die kwaliteit iets van de instellingen of meer iets voor de ‘crowd’?
“Het kan een mix zijn. Je moet niet bang zijn om te selecteren, met liefde en begrip, maar het is zeker niet zo dat de traditionele instituten daar de beste papieren voor hebben. Ze staan soms in de weg, en stellen zich onvoldoende open voor nieuwe ontwikkelingen die door nieuwe community’s met veel aandacht worden opgestart. Die discussie heb ik meegemaakt in het project ‘Share This’ waar ik samen met het Stedelijk Museum en het Nieuwe Instituut onderzoek deed in hoeverre sociale media met hun potentiële bereik gebruikt worden als volwaardige expositieplekken. We hadden destijds een discussie over kwaliteit. Een instituut als het Stedelijk Museum gaat er met veel intellectuele bagage in, met artistieke criteria die je overal op los moet kunnen laten. Als je altijd gewend bent door zo’n bril te kijken, dan is het lastig om waardering op te brengen voor dingen die niet in je straatje passen. Ik vind dat je een nieuwe generatie kunstenaars moet betrekken en die dingen zien die wij niet zien.”
Gaat dit soort instellingen op een goede manier om met de regels van social media?
“Ze zijn zeker geïnteresseerd, maar stellen de oude vraag: is het wel museumwaardig? Onduidelijk is wat ze daar dan mee bedoelen. Betekent museumwaardig dat het in de fysieke ruimte van het museum getoond gaat worden, of moet een museum zich ook kunnen oprekken naar andere podia, en online een rol kunnen spelen? Musea zijn heel slecht in het bepalen van hun online positie, los van de vraag of ze een goede website als visitekaartje hebben. De meeste musea lopen verschrikkelijk achter als het gaat om het online tonen van kunst, het creëren van een eigen podium en het inzetten van de juiste middelen. Musea zullen steeds meer de online en fysieke wereld bij elkaar moeten brengen, met veel aandacht en middelen; desnoods online evenveel inzetten en investeren als in de fysieke wereld. Qua verdienmodellen is dat nog lastig, maar ga erover nadenken! Fundamenteel nadenken over de eigen online rol gebeurt nog veel te weinig.”
Op de vraag of dat te maken heeft met een gebrek aan ‘branding’ antwoordt Cohen dat het Rijksmuseum het geweldig doet, met een museumdirecteur met een meer commerciële achtergrond. “Je moet dan nog wel de juiste persoon daar neerzetten die branding belangrijk vindt. Het gaat er mijns inziens om dat musea in staat zijn om te transformeren, om relevant te zijn, los van hun kernactiviteit; het adagium van veel directeuren is schoenmaker blijf bij je leest. Zij zijn en blijven van de fysieke wereld, van de tastbare objecten. Online is juist belangrijk bij allerlei vormen van participatie (interactiviteit). Daar kan het publiek zijn gevoelens uiten en uitgedaagd worden. Mensen willen niet alleen toeschouwer zijn, maar ook zelf iets doen. Kunst kan op basis van deze fundamentele behoefte onze creativiteit uitlokken en prikkelen. Want tegen de tijd dat alles gerobotiseerd is, is dat wat ons nog rest.”
Was die urgentie om publiek te prikkelen de reden om jou te vragen voor het project Beeldjagers?
“Dit project van Museum of the Image (MOTI) in Breda gaat ervan uit dat het verzamelen van beelden niet langer is voorbehouden aan alleen musea. Het is gemeengoed geworden. Talloze mensen delen hun beeldcollecties op Facebook, Pinterest of Tumblr. De heel opmerkelijke en aan het obsessieve grenzende beeldcollecties rondom één specifiek thema worden geselecteerd door de curatoren van Beeldjagers. In eerste instantie werd ik gevraagd om een concept voor een conferentie over beeldcultuur te ontwikkelen. De scenario’s waar ik aan dacht gingen over beleving en uitingen van beeldcultuur. Ik wilde iets zoals Tussen Kunst en Kitsch maken, maar dan voor de beeldcultuur. Ik ben fan van dat programma en zocht een soortgelijke mix van grappigheid en deskundigheid. Wat zou de equivalent daarvan zijn voor beeldcultuur? Zo kwamen we op het idee van persoonlijke beeldcollecties, wat veel ontwerpers en kunstenaars al ter inspiratie om zich heen verzamelen. Ik heb zelf veel beelden verzameld in mijn academietijd, met name krantenknipsels over rampen en dingen die opgeblazen werden. Steeds meer mensen delen die hobby, het internet heeft het gepopulariseerd. Toen de naam Beeldjagers er was, viel alles op zijn plaats, en paste het ook bij wat ik met Upload Cinema had gedaan.”
“We hebben een open oproep gedaan aan Nederlanders om hun persoonlijke beeldcollectie met het museum te delen. Aan de meest opmerkelijke collecties boden we een podium op de Dag van de Beeldverzamelaar. Vanaf het begin was Frank Schallmaier, fotoredacteur van de Volkskrant (één van de mediapartners) en zelf ook één van de Beeldjagers, erbij betrokken. De Volkskrant publiceerde iedere keer als er iets interessants werd ingestuurd een artikel over Beeldjagers, met wel acht à tien spreads als resultaat. De samenwerking voelde goed en een krant is hier een goed medium voor.”
Heb je bewust gestreefd naar het bouwen van een community van Beeldjagers?
“Op het moment dat je beseft als amateur om op een podium te kunnen staan dat normaal iets elitairs heeft, dan geeft dat een enorme prikkel om mee te doen. Het heeft iets egalitairs, want iedereen heeft wel een connectie met beeld, kunst of vormgeving. Tegelijk zag ik dat de eerste Dag van de Beeldcultuur voor veel nerds met een obsessie voor één bepaald onderwerp een feest van herkenning was. Daarna had iedereen, dat moeten we nog een keer doen. We hebben gezocht naar een meer duurzame vorm en is het idee ontstaan van het online museum in vorm van website Beeldjagers. Er is nu een constante stroom van inzendingen, waaruit we kunnen selecteren en één keer per jaar een event mee organiseren. De Volkskrant en tegenwoordig ook Vice (via een gedeeld creators-project) doen mee als mediapartners.”
“De balans tussen toegankelijkheid en strengheid zorgt voor een blijvend aantrekkelijke website. Mensen kunnen hun collectie uploaden en meteen zien; maar één keer per maand selecteren we de beelden die opgenomen worden in De Collectie! In de redactie zitten een paar Beeldjagers van het eerste uur, een aantal mensen van MOTI, en wisselende gastredacteuren. De verzamelingen die niet geselecteerd worden blijven enige tijd voor het publiek zichtbaar onder de inzendingen. Wanneer de Beeldjagers een collectie niet accepteren, wordt deze ook weer offline gehaald. Gemiddeld worden twee van de tien inzendingen wordt geaccepteerd. In tegenstelling tot Pinterest hebben wij kwaliteitsfiltering. We selecteren alleen bijzonder dingen, op museaal niveau. Per maand heeft de site zo’n 3.000 tot 4.000 gebruikers. Dat moeten we nog wat aanjagen…”
“Een goed voorbeeld is de Rijksmuseum Studio, waar mensen met kunstwerken aan de slag kunnen. Het is een uitdaging
voor erfgoedinstellingen om veel meer van de collectie te laten zien. Nu is slechts het topje van de ijsberg zichtbaar. De vraag is wat we doen met ons archief en hoe we het publiek daarbij kunnen betrekken om het bereik te vergroten.”
Wat vind je in dit kader van Europeana?
“Het project is natuurlijk fantastisch! Op zo’n grote schaal moet je erfgoed digitaliseren. Maar veel musea lopen nog achter. De creativiteit van de concepten om collecties te ontsluiten valt op Europeana vaak tegen. Dat is de volgende uitdaging: stel nu dat alles gedigitaliseerd is, hoe ga je dan het publiek prikkelen om daar iets mee te doen? Is de nieuwe generatie curatoren er wel mee bezig? Zijn ze wel opgeleid om digitaal te denken? Ik zie bijvoorbeeld de curatorenopleiding van De Appel Arts Centre in Amsterdam hier weinig mee doen. Ik zou zeggen: ga eens iets online doen, ga Europeana verrijken. Er is een schreeuwende behoefte aan goede mensen om prikkelende publieksconcepten te bedenken als het gaat om wat je doet met erfgoed.”
Zie je toekomst in het ontsluiten van collecties met een oog op toerisme en entertainment?
“Ik denk dat context het allerbelangrijkst is als drager voor vernieuwing, omdat de dingen relevant worden in hun context. Je opinie over een onderwerp of stelling wordt heel erg door de context bepaald Als curator en beleidsmaker op gebied van cultuur moet je de context kunnen sturen, door iets te koppelen aan de actualiteit en aan interesses van mensen. Instellingen hadden in het verleden het idee dat mensen naar hun instelling en hun website moeten komen. Dat ‘kathedrale denken’ is passé. Het ‘missiepost-denken’, richt zich op de plek waar de ‘gelovigen’ zijn. Het is belangrijk om interessante inhoud en context te bieden, waar je publiek ook is. Voorwaarde is wel dat je nadenkt over je branding en je rol als instelling is, en dat je flexibel genoeg bent op je te verplaatsen naar die plekken waar je doelgroepen zich ophouden. Veel instituten staan zich er nog op voor dat ze al zolang bestaan, maar dat zegt niets over hun relevantie in het hier en nu.”
[UITGEVER:] Dit artikel is onderdeel van de Special Edition voor de BMC CultuurConferentie 2016 over Participatie en Community building.