Selecteer een pagina

Visie: Oorspronkelijker, betekenisvoller, meer bezield

Uitdagingen in een nieuw marketingtijdperk

Algemeen
Lange tijd bepaalde schaarste de westerse economie. Tegenwoordig kennen we overvloed en het vermogen om product en communicatie verfijnd af te stemmen op individuele wensen en behoeften. Een gevarieerd aanbod is daarvoor een eerste vereiste. Onderscheidend vermogen een tweede. Uitdagingen voor een nieuw marketingtijdperk.


Sinds de industrile revolutie hebben we een maatschappelijk systeem ontwikkeld dat maar n doel voor ogen had: zo optimaal, snel, efficint en compleet mogelijk voorzien in alle mogelijke menselijke wensen en behoeften.
In beginsel ging dat om primaire levensbehoeften, maar in de laatste twintig jaar gaat het ook steeds meer om behoeften van exotischer aard. Alles om het leven aangenamer, gemakkelijker en plezieriger te maken. Een omvangrijk industrieel massaproductieapparaat is het resultaat.
Maar de eerste pijnpunten van ons systeem hebben zich al aangediend. De teruggang van de kwaliteit en diversiteit van de natuur. Ons onvermogen om internationale afspraken op het gebied van C02-reduetie en natuurbescherming na te leven. Het gat in de ozonlaag, klimaatsprongen, natuurrampen, hongersnoden. Het einde van de wereld is nabij! Dat zal natuurlijk wel meevallen, maar laten we vooral niet de hoogmoed hebben om te denken dat deze ontwikkelingen de consument onverschillig laten. Ook al zijn maar 250.000 mensen in Nederland lid van een politieke partij, ruim drie miljoen mensen zijn lid van een maatschappelijke organisatie als Greenpeace, Natuurmonumenten, Wereld Natuur Fonds, de Dierenbescherming, of Amnesty International. Deze organisaties gaan op hun beurt steeds effectiever te werk bij het identificeren van onverantwoord gedrag, en helpen hij het vinden van nieuwe oplossingen. Denk bijvoorbeeld aan de opbouwende betrokkenheid van de Dierenbescherming, toen KLM haar uitnodigde haar visie op het transport van dieren aan te scherpen.

Een van de pijnpunten van ons systeem is de culturele verarming: de commercialisering van de wereld. Er lijkt bijna geen ruimte meer die niet op de een of andere manier een beroep op ons doet als consument. Op steeds minder plaatsen kun je vrij van commercile prikkels rondlopen en je eigen denklijnen ontwikkelen zonder dat anderen proberen die te benvloeden. Met de opkomst van een weinig inspirerende globale monocultuur neemt het gevoel van onveiligheid toe en groeit het verlangen naar geborgenheid dat de moderne stad ondanks al haar voorzieningen niet lijkt te kunnen bieden. En wat te denken van de grootstedelijke verpaupering en eenzaamheid? Hoe dichter we op elkaar wonen, hoe minder we met elkaar te maken lijken te willen hebben.

Nog steeds laten we ons bij nieuwe ontwikkelingen leiden door het marktmechanisme en het principe van economisch rendement. Maar het besef groeit dat we in staat zijn meer consumptieve belangstelling te koesteren dan we in staat zullen zijn te verdragen. Het is dus maar de vraag of we alle behoeften die we met elkaar kunnen bedenken ook daadwerkelijk moeten ontsluiten. Nieuwe inzichten zijn nodig om een nieuwe economische orde gestalte te geven.

Anders
Nu de opbouw van de globale samenleving nagenoeg is volbracht, kunnen we ons gaan richten op de verdieping ervan: van veelheid naar kwaliteit, van herkenbaarheid en monocultuur naar diversiteit, van materile waarden naar meer emotionele en spirituele betekenis. Meer kwaliteit, diversiteit en bezieling.

Een voorbeeld. Als je een ziekenhuis ontwikkelt vanuit de waarden en normen van de twintigste eeuw, van de massaproductie en de wetmatigheden die de industrile revolutie hebben ingegeven, krijg je een situatie waarin de patint als een soort van product op een zo efficint mogelijke wijze door een productielijn langs verschillende behandelingsmomenten wordt geleid. Maar je kunt een ziekenhuis natuurlijk ook ontwikkelen vanuit de beleving van de patint. Je krijgt dan niet alleen een ander gebouw; ook de logistieke organisatie, cultuur en algehele uitstraling van het ziekenhuis zullen compleet anders zijn.

Een zelfde vergelijking kan worden opgezet voor de manier waarop wij wonen, werken, leren en recreren. Waarom zouden we ons bij de ontwikkeling van woonwijken nog steeds laten leiden door de waarden die ons sinds de industrile revolutie, vanuit schaarste en door een samenleving in opbouw zijn ingegeven? Hoe zou een kantoor eruit kunnen zien dat is ontwikkeld om mensen geborgenheid, saamhorigheid, inspiratie en bevlogenheid te bieden, vergeleken met een gebouw dat van haar gebruikers alleen maar verlangt productief te zijn?

Op dezelfde manier is het mogelijk de identiteit en beleving van een stad als leidraad te gebruiken bij de ontwikkeling ervan. De fysieke betekenis van een stad als handelscentrum en collectieve vestigingsplaats wordt verruild voor de stad als een ontmoetingsplaats, waar men zich geborgen, genspireerd en betrokken voelt. Een plek waarmee een individu zich specifiek kan identificeren en waarmee het een persoonlijke relatie aangaat.

Wie in The global village zichtbaar wil blijven zal nadrukkelijker moeten werken aan zijn uniciteit. Dat schept nieuwe voorwaarden voor de wijze waarop steden gestalte zouden moeten krijgen. Een fysieke ambitie duizend woningen, twintigduizend vierkante meter winkels, honderdduizend vierkante meter kantoren volstaat dan niet meer. In plaats daarvan moet een stad een specifieke en unieke identiteit ontwikkelen een belevingsruimte die oorspronkelijk en niet kopieerbaar is, waartoe een bepaald type mensen in een bepaalde levensfase wordt aangetrokken en zich geroepen voelt om die identiteit met hun aanwezigheid en gedrag mede gestalte te geven.

Hoe zit dat bijvoorbeeld met de Amsterdamse Zuidas? Zoals het er nu uit ziet, zal de Zuidas het Manhattan van Nederland worden. Ondernemers en ontwikkelaars vechten om op de duurste plek van Nederland hun hoofdkantoor te mogen vestigen. Toch is het goed om na te denken welk Manhattan we daar aan het creren zijn. Proberen we het New-Yorkse Manhattan na te bouwen? Of spiegelen we ons juist aan de ontwikkelingen in Berlijn als nieuw handelscentrum van Europa? En hoe zou een specifiek Amsterdams Manhattan eruit moeten zien, dat zich onderscheidt van de andere Manhattans in de wereld? Welke eigenschappen en kwaliteiten en welke uitstraling zou de Zuidas moeten hebben om een unieke wereldwijde plaats te kunnen vervullen? En welke cultuur zouden we daar moeten ontwikkelen die typisch Amsterdams is niet verzonnen dus, maar oorspronkelijk en verankerd in de locale en regionale cultuur van Amsterdam? Houdt dat in dat het Amsterdams Manhattan kleinschaliger, artistieker, eigenwijzer en saamhoriger moet zijn dan het Amerikaanse Manhattan? Het denken in deze richting gaat veel verder dan alleen een ruimtelijke visie of een herkenbare architectuur. Het behelst de creatie van een identiteit met een eigen belevingswaarde, die oorspronkelijk en niet kopieerbaar is, en raakt aan punten als schaalgrootte, structuur, programmering, functies, vrijetijdsvoorzieningen, het soort actie en activiteiten die het straatbeeld typeren, evenementen en uiteindelijk aan de
chemie van de mensen die erin optreden.

Op dezelfde manier kun je ook nadenken over winkelgebieden. Hoe moet het winkelgebied van Almere eruit komen te zien, om de identiteit van de stad te versterken? Wat maakt de beleving van het stadscentrum van Almere straks tot een unieke belevenis, die met geen ander winkelgebied in Nederland te vergelijken is? En hoe zit dat bijvoorbeeld met een winkelgebied in de Bijlmer? Een ding staat vast. Mensen gaan ergens wonen, omdat ze zich met die ene plek of omgeving kunnen identificeren. Winkelgebieden staan daardoor per definitie in een omgeving die een eigen cultuur vertegenwoordigt. Toch hebben bijna alle winkelgebieden dezelfde uitstraling, omdat ze zijn ontwikkeld vanuit het idee dat met een winkelgebied een fysieke voorziening werd gerealiseerd. Maar wanneer je erin slaagt de identiteit van een gebied (waarom mensen er gaan wonen) te begrijpen, dan is het ook mogelijk een winkelgebied een zodanige uitstraling en identiteit te geven, dat mensen zich ermee verbonden voelen. Dat gaat weer verder dan het realiseren van een andere fysieke uitstraling. Denk bijvoorbeeld ook aan een specifiek palet van winkels, aan de schaalgrootte, het soort interactie met klanten en aan specifieke evenementen die nergens anders dan in dat winkelgebied zo goed rot hun recht komen. Het spreekt voor zich dat de Bijlmer vanuit deze denklijn een totaal andere karakteristiek zal genereren dan bijvoorbeeld de binnenstad van Den Haag. Men is niet langer gebonden aan de standaardthemas; Sinterklaas, Kerst en Valentijnsdag. Iedere plek moet zijn eigen thema ontwikkelen.

Hetzelfde kun je doen bij de ontwikkeling van recreatieve producten voor een stad of regio. Dat houdt in dat je niet alleen kijkt naar wat er op dat moment in is en snel een megaplexbioscoop neerzet, of een urban entertainment centre, of een kartbaan, maar dat je veel specifieker uitgaat van de niet kopieerbare eigenschappen en kwaliteiten van een stad. En dan ik benadruk het nogmaals gaat het niet om de fysieke kwaliteiten, maar juist om het gevoel dat een stad oproept en om de onderscheidende cultuur van de mensen. Als je daarop iets ontwikkelt, kom je op producten die oorspronkelijkheid hebben, niet kopieerbaar zijn en tegelijkertijd de identiteit en beleving van de stad duurzaam zullen versterken.

Auteur: Berci Florian, senior consultant bij Frger│Enkelaar Communication (FE│C) in Hilversum – berci.margot@wxs.nl
Referenties: Dit is het tweede artikel van drie artikelen van zijn hand die MMNieuws onder het motto ‘Visie’ publiceert. Deze serie van drie artikelen is gebaseerd op de lezing die hij op 4 april jl. hield tijdens het lustrumcongres van de VVS, over de zin en onzin van marketing in de moderne wereld.
468

Reactie verzenden

Share This