De laatste jaren is er aan aandacht geen gebrek in Rotterdam. In de (internationale) media doet de stad het goed en mede daardoor groeit het aantal bezoekers gestaag. Al die positieve rankings waarin de stad nu opduikt, zeggen echter niet zoveel over de stad zelf – zeker niet op de lange termijn. Belangrijker is de vraag of de wederopgebouwde binnenstad aantrekkelijk en toekomstbestendig is, voor bezoekers maar bovenal ook voor de inwoners van de stad.
Het jaar 2016 is een bijzonder jaar voor Rotterdam. In zekere zin kan gesteld worden dat de stad dit jaar een nieuwe start maakt. Dit is het jaar waarin de stad gevierd wordt, met een manifestatie die 75 jaar wederopbouw markeert. Rotterdam viert dat het in meerdere opzichten beter gaat met de stad, dat er een nieuw elan heerst en – aangezien je een stadmaker nooit zal horen zeggen ‘dat een stad af is’ – dat de binnenstad stad nu ‘net zo onaf is als andere steden’. Toevalligerwijs valt dit moment min of meer samen met de oplevering van verschillende iconische gebouwen.
De positieve exposure die daarmee gepaard gaat (zoals de verkiezing tot Europe’s Best City door de Academy of Urbanism), wordt door de citymarketingafdeling als een mooie opsteker gezien; voor de nuchtere Rotterdammer zelf is dat minder interessant. Die stelt vooral dat het tijd is om de focus te verleggen naar het ontwikkelen van de zachtere kant van de stad, nu de gebouwde stad redelijk op orde lijkt.
Wat is de Rotterdamse visie op de aantrekkelijke binnenstad en welke rol speelt leisure daarin? In hoeverre gelden voor de Rotterdamse binnenstad andere opgaven dan in andere binnensteden? En waar loopt de stad in de huidige transitie tegenaan? Om antwoorden op deze vragen te vinden, gaan we om te beginnen terug naar 31 oktober 2015, de dag waarop het tweede Stadmakerscongres plaatsvond in de Maasstad. Dat congres weerspiegelde de ontwikkeling die de stad doormaakte en de nieuwe norm die golden voor stadmaken, vooral vanwege de deelnemers: het waren niet de traditionele stadmakers (ontwikkelaars, architecten, ambtenaren) die de boventoon voerden en – vanuit hun traditionele kaders – een pleidooi hielden voor bottom-up en co-creatie, maar vertegenwoordigers vanuit de hele stad die met elkaar werkten aan de toekomst: cultureel ondernemers, evenementenorganisatoren, bewoners en maatschappelijke organisaties. Er werd niet gesproken over een integrale aanpak, er was een integrale aanpak.
Dit Stadmakerscongres stond symbool voor onze visie op de transitie van de binnenstad: vanuit een grote hoeveelheid invalshoeken experimenteren en testen, allianties zoeken en elkaar inspireren. De binnenstad zien als meer dan een gebied waar winkelen centraal staat, waar vastgoedeigenaren de dienst uitmaken en waar het puur draait om de hardware. De Rotterdamse binnenstad als een aantrekkelijke citylounge waar beleven en ontmoeten centraal staat.
Loopstad
Aantrekkelijke en attractieve plekken worden doorgaans te voet beleefd door de bezoekers. Het is dan ook niet vreemd dat sinds binnensteden als leisure-destinatie gezien worden, de voetganger een steeds prominente rol heeft gekregen. Deze groeiende aandacht voor voetverkeer in de binnenstad is niet typisch Rotterdams. De opgave die Rotterdam op dit gebied heeft, is echter wel uniek ten opzichte van andere Nederlandse steden. Het masterplan voor de Rotterdamse binnenstad zoals dat is uitgevoerd na het bombardement van 1940, is geïnspireerd op de Great American Cities waarmee de toenmalige Rotterdamse ontwikkelaars zich zo verbonden voelden (mede dankzij de belangrijke trans-Atlantische verbinding van de Holland Amerika Lijn). Vanuit die visie, gecombineerd met de groei van het autoverkeer in de naoorlogse jaren, is de binnenstad bovenal als autogebied ontwikkeld. Tot op de dag van vandaag kenmerken brede, doorgaande autowegen het canvas van de binnenstad. Vierbaanswegen zoals de Coolsingel en Blaak, die een zware stempel drukken op de lees- en beloopbaarheid van de stad. Ter compensatie bood het masterplan overigens wel de eerste verkeersvrije winkelstraat ter wereld: de Lijnbaan.
De afgelopen jaren is echter een kentering te zien in het beleid: veel centrumstraten zijn aangepakt, rijbanen hebben moeten wijken voor bredere wandelpromenades. Populaire straten als de Meent en Witte de Withstraat hebben hierdoor een aantrekkelijker en vriendelijker karakter gekregen. Dit proces is tot in detail uitgewerkt: de bestrating is herzien naar de normen van de Rotterdamse stijl, betonnen rijbanen zijn vervangen door klinkers en waar mogelijk is groen en meubilair toegevoegd aan de openbare ruimte. Nog belangrijker voor de beleefbaarheid van de binnenstad is de actieve plintenstrategie die in het kader van het cityloungebeleid uitgevoerd wordt. De Rotterdam zo kenmerkende hoogbouw heeft een mooie skyline opgeleverd maar heeft geen positief effect op de gebruikersbeleving op straatniveau. De afgelopen jaren is dan ook de strijd aangebonden met alle blinde muren en onaantrekkelijke zicht-belemmerende elementen.
Dit heeft geleid tot een – letterlijk – transparantere binnenstad met een verbeterde gebruikersbeleving, waarbij de plinten in toenemende mate ook gebruikt worden als podium of museum: van optredens in etalages tot citydressing rondom festivals in de stad. Daarnaast gaat de stad nog een stap verder door tijdelijke uitbreiding van het publieke voetgangersdomein mogelijk te maken: horecaondernemers mogen hun terras uitbreiden met terrasvlonders op parkeerplaatsen, eens per jaar mag iedereen een openbare parkeerplek claimen als zijn eigen tuin of terras op de Rotterdamse editie van PARKing Day en sinds 2015 wordt er geëxperimenteerd met het project Droomstraten waarbij een gehele straat tijdelijk aan de bewoners ‘gegeven’ wordt om er hun eigen park, terras of speeltuin van te maken; een idee dat is gebaseerd op het Gentse project Leefstraten.
Martijn Mulder:
De binnenstad zien als meer dan een gebied waar winkelen centraal staat, waar vastgoedeigenaren de dienst uitmaken en waar het puur draait om de hardware.Blending
De initiatieven rondom de loopbeleving en plintontwikkeling zijn een eerste stap op weg naar een aantrekkelijke binnenstad waarin de gebruikersbeleving centraal staat. Een andere stap is het integreren van elementen en sectoren die de binnenstad inhoud geven. Een concreet voorbeeld daarvan is ‘Blending 010’, de Rotterdamse versie van een pilotproject rondom regeldrukverlaging voor retail en horeca. De pilot test een alternatief voor de vigerende, typisch aanbodgerichte regelgeving die retailers verbiedt om consumpties te verkopen en horeca verbiedt om nonfood te verkopen. Een wet die bedoeld is om ondernemers te beschermen maar die steeds vaker juist als belemmerend wordt ervaren. Deze ontwikkeling staat symbool voor een grotere ontwikkeling, waarin de binnenstad geregisseerd wordt met de gebruikersbeleving als startpunt. De binnenstad kan vanuit die visie niet langer gezien worden puur als winkelgebied maar is een shoppable experience waarin het winkelen slechts een onderdeel is van de bezoekersbeleving.
Vanuit dat idee is blending noodzakelijk. En dan gaat het dus niet alleen om de bruidsmodezaak die een glas prosecco mag schenken maar om blending in brede zin: onverwachte samenwerkingen, functiemenging, waardevol tijdelijk aanbod, shop-in-shops en evenementen die tot in de winkels van de binnenstad voelbaar zijn. De lopende initiatieven op dat gebied zijn talrijk: zo ontwikkelde tien Rotterdamse musea op initiatief van citymarketingorganisatie Rotterdam Partners een tool voor collectieve ticketverkoop om de bezoekersbeleving te optimaliseren. Een meer crosssectoraal initiatief is het project ‘Retailinnovatie in Rotterdam’, waarin centrumondernemers, gemeente, ondernemersfederatie, ontwerpbureaus en Rotterdam Festivals, onder regie van kenniscentrum Creating 010 (Hogeschool Rotterdam), werken aan een binnenstad waar geëxperimenteerd, samengewerkt en geïnnoveerd wordt. Dit project streeft niet naar het schrijven van beleidsvisies of scenario’s maar werkt volgens een research-through-design-benadering dagelijks in en aan de binnenstad. Rotterdam Festivals heeft als doel gesteld om de festivals ‘dieper in de stad’ te integreren, door de festivalsector en ondernemers nauw met elkaar te laten samenwerken. Uitgangspunt hierbij is dat een bezoeker niet puur voor het festival komt maar voor een totaalbeleving gedurende het hele verblijf in de binnenstad. Ook de eerdergenoemde initiatieven ‘Rotterdam viert de stad!’ en het Stadmakerscongres wijzen op een integrale benadering van stadmaken.
Experiencescape
De hiervoor geschetste ontwikkelingen naar een fysiek aantrekkelijkere binnenstad en meer functiemenging en samenwerking, zijn gericht op het verbeteren van de beleving van de gebruiker. Om de Rotterdamse binnenstad te ontwikkelen tot de ultieme experiencescape, zijn echter nog wat hobbels te nemen. Een stadsbelevingsonderzoek in 2015 wees uit dat veel Rotterdammers hun stad positief ervaren maar dat de binnenstad nog onvoldoende verbindt, het grote aantal festivals ten spijt. Het centrum nodigt onvoldoende uit tot flaneren, ontmoeten en mensen kijken; terrassen zijn nog onvoldoende onderdeel van de stadsbeleving en de psychologische afstanden zijn vaak nog te groot, bijvoorbeeld van winkelhart naar waterfront. Een ander knelpunt is de starheid van veel vastgoedeigenaren. Een probleem dat niet typisch Rotterdams is, maar wel een rem zet op veel initiatieven die de stad-van-doeners wil ontplooien. Initiatieven op het gebied van tijdelijke aanbod, innovatieve concepten met een mengvorm van functies en nieuwe toevoegingen aan de stadsbeleving, komen hierdoor vaak niet van de grond.
Ondanks alle juichberichten van de afgelopen jaren, is ook Rotterdam er nog lang niet. Echte innovatie in de Rotterdamse binnenstad kan alleen gerealiseerd worden wanneer de belangrijkste stakeholders het aandurven om de traditionele ideeën over wat een binnenstad is overboord te gooien en nieuwe kaders te scheppen, bijvoorbeeld door de binnenstad als campus te beschouwen, waar functies als educatie, ontmoeting, vermaak, zorg en retail volledig geïntegreerd zijn.
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Bureau Binnenstad Gemeente Rotterdam, Rotterdam Festivals en AIR (Architectuur Instituut Rotterdam)