Selecteer een pagina

Voortaan beter lezen, graag

Algemeen
In het vorige nummer van MMNieuws (nummer 6, december 2011) verwoordde Letty Ranshuysen onder de kop ‘Kinderen en museumbezoek: op zoek naar nieuwe wondermiddelen’ haar kritiek op het onderzoeksrapport ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’. De opstellers van dat rapport, Paul Postma en René Goudriaan, reageren op haar kritiek.


Een deelnemer aan het symposium Kinderen en Museumbezoek afgelopen november in Den Haag, waar het rapport ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ werd gepresenteerd, attendeerde ons op het artikel ‘Kinderen en museumbezoek: op zoek naar nieuwe wondermiddelen’ van Letty Ranshuysen. De deelnemer kon de inhoud van het artikel niet rijmen met haar eigen indrukken en vroeg ons om een reactie. Mevrouw Ranshuysen heeft haar artikel niet voor wederhoor aan ons voorgelegd. De titel van haar artikel verklapt de toon. Het gebruik van het woord ‘wondermiddelen’ suggereert bij voorbaat dat de onderzoekers op zoek zijn gegaan naar iets wat er niet is; een diskwalificatie die wij voor rekening laten van de schrijfster. De eerste twee alinea’s betreffen haar eigen mening en werk en wat zij in het verleden naar haar zeggen vergeefs naar voren heeft gebracht. Voor zover wij dat kunnen beoordelen sluiten haar meningen aan bij onze bevindingen. Dan volgen evidente onjuistheden. Wij kiezen er twee. 

Museummenu’s
Hoofdstuk acht van ons rapport, over de regionale en lokale museummenu’s, heeft Ranshuysen kennelijk niet goed gelezen. In ons rapport staat nergens een oordeel over ‘efficiëntie’, zoals zij stelt. Wij beschrijven twee businessmodellen, elk met hun eigen prijskaartje. Op pagina 100 en verder van ons rapport staan deze beschreven met de elementen die de kosten veroorzaken. Ranshuysen schrijft in haar artikel: ‘Er blijkt geen verband te zijn tussen deze kosten, de gehanteerde werkwijze en…’, refererend aan de kosten per bezoek per kind. Daaruit trekt zij een onjuiste conclusie die ze ons in de mond legt en vervolgens bestrijdt. Wij beschrijven echter dat het verschil in kosten juist wordt veroorzaakt door de verschillende werkwijzen. Dat Amsterdam zo duur is komt onder meer omdat docenten die lessen in musea verzorgen in dienst zijn van de gemeente (pagina 106). De verschillende formules die de koepels hanteren respecteren wij zonder uitspraak over efficiency, laat staan dat wij die zouden overschatten. Er zijn geen verbanden vastgesteld tussen het bereik en type concept. Wij denken dat mevrouw Ranshuysen hiermee in de war is. Iedere belangstellende kan het rapport via de Museumvereniging ontvangen en zelf nalezen waar de verbanden wel en niet zijn aangetroffen. De conclusie die mevrouw Ranshuysen ons in de mond legt om vervolgens te melden dat die niet juist is, trekken wij helemaal niet. Zie onze conclusies op pagina 109 en 110.

Gaming
Het woord ‘panacee’ in verband met gaming heeft dezelfde diskwalificerende strekking als het woord ‘wondermiddel’ in de titel. Wij kennen geen panacees. De eerste twaalf regels van haar alinea zijn een correcte weergave; de vraag over de leeftijden kan worden beantwoord met: van acht tot en met twaalf jaar. Dat is een gevolg van de keuze van de games, na het beoordelen van de meest kansrijke doelgroep. De jongere leeftijdsgroep voelt zich door de games minder aangesproken. Onderzoek en bijbehorend rapport opgesteld door Metrix Lab in Rotterdam zijn beschikbaar.Binnen de games is op verschillende wijzen een koppeling gemaakt naar de fysieke wereld, waarbij wij ernaartoe hebben gewerkt dat de activiteit binnen musea plaatsvindt. De fotowedstrijd was als eerste proef niet succesvol. De kaarten zijn dat in sommige musea wel en in andere niet; de achterliggende reden hiervoor hebben wij niet kunnen vaststellen. Postma is daarop ingegaan in zijn inleiding op het symposium.De stelling dat ‘een bezoek aan de site net zo waardevol is als een museumbezoek’ is van mevrouw Ranshuysen zelf. Zij legt ons die in de mond, en legt dan uit dat dit niet waar is. Dat is geen wetenschappelijke discussiemethode. In het rapport staat iets heel anders: kinderen doen een groot deel van hun kennis en ervaring virtueel op; een virtueel bezoek is dus ook bezoek en een bron om met cultureel erfgoed kennis te maken. Veel leerervaringen zijn al een combinatie van een virtuele en fysieke ervaring. Men kan dat nalezen in hoofdstuk 7.

Bijgesloten illustratie uit het rapport laat zien hoe games en sociale netwerken één geïntegreerd geheel vormen met hetzelfde doel; ze geven de koppeling aan met de activiteit voor kinderen in schoolverband (‘Museumklas van het Jaar’) en in gezinsverband (‘Museuminspecteurs’). De opmerking in het artikel dat wij games als doel zouden zien is dus net zo onjuist als haar andere conclusies. Hoe ‘oppervlakkig’ onze aanbevelingen zouden zijn, laten wij graag over aan de lezers van ons rapport. Wie nadere vragen heeft, nodigen wij uit om abeijen@museumvereniging.nl, te mailen, waar ook een exemplaar van ons rapport verkrijgbaar is. Wegens grote belangstelling vanuit het buitenland is het rapport ook beschikbaar in het Engels. 

Auteur: Paul Postma is directeur van Paul Postma Marketing Consultancy (PPMC) René Goudriaan is directeur van onderzoeks-en adviesbureau Ape en tekende voor de wetenschappelijke verantwoording van het onderzoek.
Referenties: 
468

Reactie verzenden

Share This