Selecteer een pagina

Vraagsturing is in cultuurbeleid meer probleem dan oplossing

Algemeen
Culturele instellingen weten niet elke Nederlander tot een bezoek te verleiden. Al jaren rapporteert 60% van de bevolking in de voorgaande 12 maanden geen enkel(e) museum, galerie, theater of concertgebouw te hebben bezocht. Toch was het overheidsbeleid er al die jaren mede op gericht het publieksbereik te vergroten. Wanneer de kwaliteit van overheidsdiensten te wensen overlaat, wordt dezer dagen nog al eens vraagsturing als remedie geopperd. Is dat een vruchtbare gedachte met betrekking tot het cultuurbeleid? Nee, is het antwoord.


Cultuurbeleid worstelt met een dilemma, doordat het op zowel vraag als aanbod is gericht. Enerzijds wordt een kwalitatief hoogwaardig aanbod nagestreefd, anderzijds een publiek van een zekere omvang. Deze tweeledige doelstelling is problematisch, want aanbod en vraag staan op gespannen voet. De criteria van de culturele wereld zijn niet dezelfde als die van een breed publiek.
Burgers zijn vrij zich al dan niet tot culturele diensten te wenden. Het woord consument is hier dan ook meer gepast, te meer daar cultuuraanbieders op de vrijetijdsmarkt opereren temidden van allerhande concurrerend vermaak.
Neveneffect van vrouwenemancipatie en werk, werk, werk-gelegenheidsbeleid is dat men vaker druk, druk, druk is, met werk, huishouden en de combinatie daarvan, zodat er minder vrije uren resteren. Binnen dat geslonken vrijetijdsbudget valt er meer dan voorheen te kiezen, zowel in termen van het aanbod als in termen van wat gepast is.

Ontketenen
Welk doel kan vraagsturing dienen, en met welke kans op succes? Deze vraag snijdt hout, want het poldermodel is hier institutioneel incompleet. Tegenover de Raad voor Cultuur en de culturele instellingen ontbreekt het aan een spreekbuis van de consument.
Hierin ligt tevens een eerste probleem bij vraagsturing in het cultuurbeleid. Omdat er in het culturele veld geen tripartite overlegstructuur bestaat, zal ontketening (minder regels, in de hoop op meer oog voor de behoeftes van de gebruikers) juist tot meer aanbodsturing leiden. Vanwege het gebrek aan een georganiseerde vraag en de aanbodgerichtheid van het culturele veld moet vraagsturing worden afgedwongen.
Aan het idee om door vraagsturing de gevoeligheid van aanbieders voor de wensen van het publiek te vergroten, in de hoop dat dan meer mensen de weg naar culturele instellingen zullen weten te vinden, kleven nog twee problemen.
Vanwege de aanbodsdoelstelling kan een grotere publieksgevoeligheid slechts beperkt worden gerealiseerd via het veranderen van het product. Er is een punt waarop, bijvoorbeeld, de Disneyficatie van musea ertoe leidt dat musea zich niet langer van Disney onderscheiden. Dan vervalt de ratio achter het cultuurbeleid.

Stemmen met de voeten
Sinds enige tijd krijgen leerlingen in het voortgezet onderwijs vouchers voor het bezoeken van culturele instellingen. In beginsel kan dit model naar de gehele bevolking worden uitgebreid. Toch zullen die vouchers deels ongebruikt blijven: van de vouchers voor scholieren bleef immers 40% onbenut. Vraagsturing zou zo mede in een verkapte bezuiniging op de culturele sector resulteren.
Dit dreigt ook bij een op kinderbijslag lijkende generieke cultuurbijslag. Niets weerhoudt de consument ervan om dat extra geld in de horeca, de Efteling of Six Flags stuk te slaan. Vraagsturing pur sang, dat wel, maar in een gedaante die niets meer met cultuurbeleid van doen heeft. Het volledig ontketenen van de afnemers impliceert het loslaten van de aanbodsdoelstellingen.
Anders dan bij zorg of onderwijs is er op de vrijetijdsmarkt eerder te veel dan te weinig te kiezen en eerder te veel dan te weinig competitie. Het stemmen met de voeten is hier geen deel van de oplossing, maar veeleer deel van het probleem.
Doormodderen
Te veel vraagsturing legt de bijl aan de wortel van het cultuurbeleid: waarom nog subsidiren wat zich niet langer van het marktaanbod onderscheidt? Te weinig vraagsturing doet dat ook, al luidt de vraag dan anders: waarom subsidiren wat kennelijk de liefhebberij van cultuurprofessionals en een kleine schare veelal welgestelde ingewijden is?
Deze spanning zit per definitie in het cultuurbeleid ingebakken en het is illusoir die ongedaan te willen maken. Een realistisch cultuurbeleid moddert door (the noble art of muddling through) en richt zich op een optimale omgang met deze spanning. Uitsluitend op vraagsturing koersen is geen optie, vraagsturing volledig buiten de orde verklaren evenmin.
Meer voor de hand liggen daarom een herijking van reeds bestaande middelen (v.b. het percentage eigen inkomsten dat een culturele instelling moet weten te verwerven) en/of een heroverweging van reeds eerder gesuggereerde middelen (v.b. het percentage jongeren en/of allochtonen dat een culturele instelling moet weten te trekken), al dan niet gedifferentieerd naar de mate waarin een culturele instelling binnen het culturele bestel een relatief moeilijk cultureel aanbod verzorgt. Gegeven de weerstand van veel cultuurprofessionals hiertegen en hun vermogen om het eigen ongenoegen als een algemeen belang te etaleren, staat n ding vast: the show will go on.

Auteur: Andries van den Broek Hoofd van de onderzoeksgroep Tijd, Media en Cultuur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. a.van.den.broek@scp.nl
468

Reactie verzenden

Share This