Selecteer een pagina

Wat als ze niet terugkomen?

Een pleidooi voor het verkopen van betekenisvolle

Communicatie, Cultuureducatie, Marketing

Veel kunstorganisaties kijken aan tegen dalende inkomsten en verschralende middelen. Ondanks het feit dat de meeste landen in de eurozone met fikse tred uit de crisis beginnen te stappen, lijkt beterschap nog niet snel op komst. De logica achter deze merkwaardige situatie is dat kunstorganisaties voor een groot stuk van hun inkomsten afhankelijk zijn van directe of indirecte overheidssteun. Belastingen kennen een vertragingsmechanisme op de markt en ook contracten tussen kunstinstellingen en overheden hebben hun looptijd. En die laatste instanties grepen snel in door onze sector op verscheiden subsidiekortingen te trakteren.

In Vlaanderen viel deze koopjesperiode al bij al ‘goed’ mee in vergelijking met Nederland, maar Vlaanderen zou Vlaanderen niet zijn als de schaduw van continue staatshervormingen tussen de federale overheid, gewesten, provincies en gemeentes niet tal van onzichtbare besparingen op kunsten camoufleerde. De provincies schroefden onder druk van hun door de Vlaamse overheid opgelegde verschrompeling bijna alle ondersteuning aan de kunsten terug tot aan het vriespunt – weliswaar met enige compensatie vanuit die hogere overheid. De private middelen uit mecenaat en sponsoring gingen zo mogelijk nog dieper omlaag en lijken in een financiële ijstijd beland.

Het belangrijkste directe effect betreft niet zozeer de verre toekomst van onze kunstinstellingen (enkele zullen wel verdwijnen, nieuwe zullen even snel ontstaan) dan wel een stevige en duurzame daling van onze cashflow door onze te eenzijdig op de overheid gebaseerde liquiditeiten. Ingenieus en creatief zoals we zijn, bedachten we de voorbije decennia wel oplossingen zoals talrijke abonnementsformules om de traditionele pieken van vakantiegeld en eindejaarspremies in de loonkostenbegroting op te vangen. Maar dit is onvoldoende om de tekorten die door het terugtrekken van de overheid zijn ontstaan, op te vangen. Kunstinstellingen zien zich genoodzaakt om niet langer te investeren en om vaste werkgelegenheid terug te schroeven ten voordele van een stevige ‘verfreelancing’ van ons werkveld (al moet gezegd dat dit meer speelt in sommige sectoren en regio’s). Deze bedenkelijke evolutie lijkt extra te spelen in het domein van de cultuureducatie, bemiddeling en publiekswerking. Blijkbaar worden vele culturele ondernemers in kunstenland niet gehinderd door enige inhoudelijk kennis van deze deeldomeinen want juist in deze domeinen schuilt de hoop om de ernstige financiële problematiek van onze sector te keren. De situatie is ernstig maar niet hopeloos, want meer dan ooit beschikken burgers over een gigantisch direct beschikbaar kapitaal als gevolg van een stevig wantrouwen in de verkoopspraatjes van bankiers en verzekeraars.

Oude insteek, nieuwe tijd

We maken met z’n allen steeds meer podiumvoorstellingen en tentoonstellingen, die door steeds minder mensen per product worden bezocht. De huidige gemiddelde absolute bezettingsgraden van theaterzalen zijn erg laag in vergelijking met pakweg dertig jaar geleden. De opkomstbereidheid per initiatief of per werkuur van de kunstenaar is algemeen dalende en dat ligt in hoofdzaak aan de extreme behoudsgezindheid van onze sector. De wereld verandert, de mensen veranderen maar in de kunstsector blijven we geloven dat we onze deuren gewoon moeten openzetten of kunnen volstaan met een klassieke didactische tekst of een saaie, niet-leerparticipatieve workshop. Niets is echter minder waar. Bedrijven krijgen steeds meer te maken met burgers die in groep producten boycotten en zelfs multinationals op de knieën krijgen met eenvoudig georkestreerde Facebookacties. Net zoals het R&D-departement van een bedrijf volstrekte vrijheid en autonomie moet krijgen om te innoveren, zo moet ook de kunstcreatie dit hebben. Maar zoals bedrijven zorgvuldig communiceren en omgaan met hun klanten, zo moeten ook kunstinstellingen dringend – en niet een beetje maar volstrekt – beseffen dat ze hun publiek ernstig moeten nemen. Anders geraken ze nooit uit de put die ze, scherp gesteld, elke dag verder uitgraven voor zichzelf.

Iedere toeschouwer wil op zijn manier meerwaarde halen uit zijn kunstbeleving. Hij stelt daartoe zijn eigen vragen, maar daarmee ook zijn eigen hulpvragen aan de instellingen om zijn interactie met kunst betekenisvol te maken. De kunstinstelling die het maar niets vindt dat iemand zijn dialoog met een voorstelling start vanuit de vraag ‘Hoe werkt dit hier allemaal technisch?’, zal het moeilijk krijgen. De cultuurtempel die niet toestaat dat een bezoeker blokkeert en dus afhaakt zonder het verhaal achter een postmoderne dansproductie te horen, verzaakt aan zijn opdracht. Cultuurorganisaties moeten zich verdiepen in hoe mensen kunst een plaats geven in hun leven en daartoe de nodige gedifferentieerde instrumenten en omkadering aanreiken. Ontelbare burgers doen bovendien niets liever dan ons en elkaar te helpen, bijvoorbeeld door het geven van feedback of het instappen in participatieve trajecten waarin de gecombineerde expertise van publiek, artistieke en bemiddelende staf een absolute meerwaarde vormt voor alle partijen. Het is niet moeilijk, je moet als instelling gewoon je eigen ego, voorkeuren en curriculum aan de kant schuiven. Mensen komen in de eerste plaats in actie omdat ze iets voor de andere kunnen doen of betekenen: pubers voor hun leeftijdsgenoten, ouderen voor jonge kinderen enzovoort. Zorg er als instelling voor dat je klaar staat om hen te helpen. Bevraag je potentieel publiek, wees niet tevreden met een hoge opkomst, maar enkel met een groot terugkeerpercentage. Door continu te investeren in toeleiding, bemiddeling en educatie bind je niet alleen mensen aan een instelling, je verbindt hen ook met elkaar. En om dit laatste is het te doen. Als je afstapt van een boommodel met één wortel (het waardevolle en revelante kunstproduct), en kiest voor een graszodenmodel met vele wortels (de meervoudige betekenis en waarde van kunstbeleving) dan stijgt niet alleen het draagvlak voor de kunsten (met minder subsidiekortingen als aangenaam gevolg), het spreidt ook de inkomsten vanuit de burger en zo reduceer je de pieken van de productiekost.

Participerende mensen zijn best bereid om continu een bijdrage te leveren aan jouw instelling. En besef: ze zijn met veel, heel veel die op zoek zijn naar content en uitdaging. Nog nooit deden zoveel mensen actief aan kunst en cultuur. Laat jouw kunstinstelling hun thuis worden, reik hen de nodige veiligheid en vrijheid om te leren, te kijken en te doen. De cash komt dan vanzelf en zo niet dan zoeken mensen die samen met jou, bij vrienden, bedrijven of in het stemhokje.

Maar dit lukt natuurlijk niet zomaar. Inzicht in hoe mensen met kunst omgaan is even belangrijk als inzicht in de kunst. Elke dag waarop een acteur of een curator via een dienstingang binnenkomt en geen contact heeft met ‘de vloer’, is een dag te veel. Elke euro die je meer uitgeeft aan een artistiek medewerker dan aan de onthaalmedewerkers die als enige continu contact hebben met publiek is er eveneens een teveel (verstandig zou kunnen zijn om bijvoorbeeld jouw curatoren evenveel suppoost te laten zijn als die laatste curator). Iedereen in een instellingen heeft de taak om mensen te helpen in hun leren en samen met het publiek als instelling te leren. Kennis en inzichten verwerven, samen met het helpen van de ander zijn de factoren die voor binding zorgen met jouw cultuurplek. De uitdaging is te evolueren van een toonplek naar een leerzone. Je moet daarvoor duurzame expertise opbouwen, dus je kan het niet meer maken om de kerntaken van jouw instelling (dus ook bemiddelen) vooral op freelancers te laten steunen. Bemiddeling (al die taken in een instelling die gericht zijn op het verrijken van het contact tussen kunst en publiek) is een permanente taak en vraagt dus een permanente tewerkstelling. Kan je het niet alleen, ontwikkel dan een vast netwerk met anderen zodat je kennis en ervaring op dat vlak kan verankeren in jouw huis.

Tijd voor verandering
Om uit de systeemcrisis van het kunstenveld te geraken zijn de volgende shiften een conditio sine qua non:
• Een ander aanwervings/scholingsbeleid waar kennis over publiek en kunst voor iedereen een kerncompetentie is.
• Inhoudelijk en structureel zijn centen, kunst, medewerkers en publiek even belangrijk. Ze verdienen dus evenwaardig gerepresenteerd te worden in directie en in bestuur en met gelijke beslissingsmandaten.
• ‘Iedereen is welkom’ is het adagio voor elke instelling, zonder doelgroepenbeleid. Iedereen staat altijd klaar om iedereen te helpen en te inspireren. De kunstinstelling is de school van het leven, zonder rang of stand. Met evenveel betekenissen als participanten. Op dat vlak haal je het gemakkelijk van iedere vorm van leerplichtonderwijs!
• Geef het eigenaarschap van jouw instelling in gelijkwaardige delen aan het publiek en de kunstenaars. Zelf ben je vooral een matchmaker. We worden werknemers van de coöperatieve tussen kunst en publiek.

Als mensen zich niet binden en dus niet terugkomen dan zal je steeds meer moeite hebben om overheden, mecenassen, sponsors enzovoort te overtuigen aan de ene kant en vraagt de verkoop van jouw productmarktcombinaties steeds meer budget voor communicatie en marketing aan de andere kant. De kunstinstelling stort zich zo in een bodemloze put tot ze erin verdwijnt. Significant op dat vlak is dat er momenteel cultuurmanagers zijn die op hun uppie meer kosten dan het totaalbudget van een regulier theatergezelschap in de provincie. Toch weten we dat in onze sector inhoud het enige argument is en weten we ook dat dergelijke misplaatste graaicultuur het eerste signaal was van de ontsporingen binnen de bankenwereld. Waarom leren wij hier als meest inhoudelijke sector van het land niet van? Als de inhoud van kunsten het cultuurbedrijf niet meer kan voorzien van goede inzichten, dan lijkt het mij niet misplaatst om het cultuurbedrijf te herdenken of helemaal te laten verdampen. Er ontstaan dan vanzelf wel nieuwe actuelere instellingen maar ondertussen zuigen we wel alle nuance, verrassende inzichten van kunstenaars, creativiteit enzovoort uit onze samenleving. In dat verhaal hebben wij als cultuursector een verpletterende verantwoordelijkheid. Nemen we die niet op dan kan het budget voor Defensie maar beter snel verhoogd worden.

Bemiddeling, toeleiding en educatie zijn de hefbomen om van onze theaterzalen en musea geen tijdelijke munitiefabrieken en -depots te maken, zoals ooit her en der realiteit was. De kunstinstelling als meervoudige leerzone is wellicht de beste hoop op de toekomst. Ik geloof dat wanneer onze kunstinstellingen deze route niet zelf nemen, de bevolking hen zal dwingen. Laten we met z’n allen Google, Facebook en Instagram schandalig co-misbruiken: het is voor het goede doel! Voor de kunst én voor het publiek!

468

Reactie verzenden

Share This