Selecteer een pagina

Wat moeten we vandaag de dag nog met een museum?

Algemeen
Het museumconcept lijkt dusdanig verouderd dat er wel héél veel marketing en communicatie nodig is om jongeren ervoor te interesseren. Misschien hebben we genoeg aan een paar apps en augmented reality? Is het de plicht van de ouderen om de jongeren educatie te bieden, of is dat achterhaald idealisme? Die jongeren worden vanzelf oud genoeg om het ooit te gaan waarderen, laat ze maar. Of zullen we helemaal stoppen met de zorg voor erfgoed? Kastelen kun je als het moet nabouwen, maar dan meteen kindvriendelijk en rolstoeltoegankelijk. Grote meesters kun je op een iPad of via The Google Art Project bekijken. Wat wil je nog meer? Een gloednieuwe lente, een ongekend innovatief geluid, dat hebben we nodig! En als we toch met de voorjaarsschoonmaak bezig zijn, laten we dan meteen ook marketing vervangen door iets wat beter past bij de toekomstige tijd.

Er ontstaat een breuklijn in de samenleving wanneer die in rap tempo vergrijst, terwijl techniek en communicatie razendsnel de andere kant op bewegen. En dat in een tijd van bezuiniging en stagnatie van de economische groei. Binnen nu en vijftien jaar vindt er op professioneel vlak een fikse braindrain plaats, niet alleen omdat vakmensen met pensioen gaan, maar ook omdat er minder geld is voor het doorontwikkelen en borgen van kennis. Bij de Reinwardt Academie gaan in één jaar tijd vier toonaangevende docenten met pensioen. Op zichzelf geen vreemd verschijnsel en er komen andere goede docenten voor in de plaats, maar zoals bij elke pensionering zal een deel van de kennis  met name de persoons-gebonden ervaring en benaderingswijze verdwijnen. Een deel van alle gepensioneerden keert terug als vrijwilliger in de erfgoedsector, maar het overgrote deel zal vooral als bezoeker langskomen. Bezuinigingen leiden bovendien vaak tot ‘verjonging’. Jonge werknemers zijn bijvoorbeeld minder duur en een ‘jonge’ uitstraling lijkt succesvoller. Dat brengt ouderdom eens te meer in diskrediet.  Boeiend aan de huidige tijd is dat er een mix ontstaat tussen professionaliteit en intimiteit, tussen corporate en privé, tussen jong en oud. Voorheen hield ik professie en privé gescheiden, want zo hoorde het. Tegenwoordig laat ik mij kennen, via Twitter, Facebook, Google+, Flickr, weblogs. Zo hoort het nu, en wie niet meebeweegt is af. Op die manier groeit een verschil in leeftijd en leefwijze; tussen enerzijds een ouder wordend publiek en anderzijds gemiddeld jongere professionals. Praten conservatoren, educators, marketeers en hun doelgroep straks nog dezelfde taal? Of gaat de erfgoedpraktijk een beetje lijken op bejaardenzorg, waarbij het de doelgroep zo goed mogelijk naar de zin gemaakt wordt, maar de leefwerelden in feite gescheiden zijn? 
 
Einde van het idealisme, doorstart van het IK
In Het einde van de geschiedenis en de laatste mens (1992) schreef socioloog, politicoloog en filosoof Francis Fukuyama over het einde van de ideologische evolutie van de mensheid en daarmee het definitief en wereldwijd vestigen van de liberale democratie. Ik denk dat we eerder toe zijn aan het einde van een aantal verdienmodellen, inclusief bijbehorende concurrentie, voortdurende innovatie en marketing. Veel musea hebben een sterk ideologische inslag, zowel ten aanzien van het beheer en behoud van erfgoed als in hun educatieve doelstellingen. Ze zijn vaak retrospectief, beducht voor verlies, argwanend tegenover liberalisme en hun aanbod verandert in een trager tempo dan de bezoekers doen. Niettemin lijken de musea in het bestaande concept wel te varen bij de mogelijkheden van de informatiemaatschappij. Met het einde van het idealisme komt echter nog geen einde aan jeugdigheid. Maar wat moeten die pubers in het museum waar senioren zo van genieten? Moet de jeugd niet eerst veel puberen, afstuderen, geld verdienen en kinderen grootbrengen, voordat bij hen de passie voor cultuur ongenadig kan toeslaan? 
 
Opruimen is een kwestie van verschuiven
Het Sociaal Cultureel Planbureau meldt over de publiekssamenstelling in de cultuur: ‘De groeiende belangstelling vinden we vooral bij ouderen. Bij musea en monumenten zijn dit vooral de groep 65-79-jarigen en bij archieven de 50-64-jarigen en de 80-plussers’ (SCP 2009). Aan de bezoekersaantallen zal het niet liggen. ‘In vergelijking met andere Europese landen hebben Nederlanders een grote belangstelling voor erfgoed en kunst. […] Ook de erfgoedinstellingen worden meer dan elders bezocht en zitten in de lift (SCP 2007). Die bezoekersaantallen zouden zelfs een indicatie kunnen geven van het succesvol opereren in de erfgoedsector. Soms wordt, met name bij het rechtse amateurisme in het cultuurbeleid, de indruk gewekt dat de erfgoedsector te afhankelijk en sterk verouderd is. Voor wat betreft de populatie klopt dat laatste enigszins, maar de bedrijfsvoering en marketing lopen eerder voor dan achter op het MKB, de horeca of de handel. Reden te meer om de museale concepten nog niet bij het grof vuil te zetten. Wel zullen er andere verdienmodellen gevonden moeten worden om aan al die bezoekers (meer) geld te verdienen. Daaruit volgt een verandering binnen heel veel organisaties, want als ergens iets verschuift, blijft niets op zijn plaats.
 
Wat is er eigenlijk nodig voor innovatie? Liggen de oplossingen niet dichterbij dan we denken? In een blogpost op Erfgoed 2.0 vergelijk ik de innovatietheorie van Rogers met the long nose theory of innovation van Bill Buxton (Meereboer 2011). Fukuyama beschrijft in een ander boek, The Great Disruption (1999), de impact die de industriële revolutie had op de sociale structuur van de samenleving en de omslag naar de informatie-samenleving, die in de tweede helft van de 20e eeuw opnieuw een grote scheuring veroorzaakte. Wij maken sindsdien een overgang mee naar een samenleving die onder invloed van internet en sociale media oude hiërarchische structuren vervangt door horizontaal georiënteerde netwerken waarbij en-passant veel bestaande verdienmodellen naar de prullenbak worden verwezen. Deze ‘disruptie’ van het begin van de 21e eeuw speelt zich nota bene af binnen het domein van de sociale structuren. De invloed van sociale media bij de revoluties in de Arabische wereld zijn een voorbeeld van de dynamiek en snelheid van de veranderingen die bij deze disruptie optreden. 
 
Het museum als broedplaats voor creativiteit
Vervolgens moet echter bedacht worden hoe we ons tot zo’n andere structuur zullen verhouden. Arnoud Odding onderzoekt voor zijn boek The Disruptive Museum (2011) wat de rol van musea in de komende decennia zal worden en hoe musea met de nieuwe werkelijkheid om kunnen gaan. Ten tijde van dit schrijven ben ik bezig om samen met Arnoud Odding en Simone Stoltz te bedenken hoe we samen met een aantal vooraanstaande denkers en doeners een eerste opzet kunnen maken voor de toekomstige rol van musea in Europees verband; het museum als laboratorium van een creatief Europa. Eigenlijk bedoelen we dat Europa een enorm innovatief en creatief potentieel heeft, dat beter benut kan worden. Waarmee voorkomen wordt dat Europa een toekomst als verouderde verzameling van geschiedkundige voorwerpen en ideologieën tegemoet gaat. Alleen al omdat de kosten voor het blijven bewaren en beheren van deze nog steeds groeiende verzameling te hoog zijn. 
 
Europa werd door Fukuyama vergeleken met een museum. Die gedachte kunnen we omdraaien; we kunnen ervoor zorgen dat juist het museum de broedplaats wordt van creativiteit, kennisdeling, toekomstgerichte innovatie en de bijbehorende businessmodellen. Want in veel Europese musea en andere culturele instellingen is een transitie gaande die  mits geïnspireerd en goed geleid de blauwdruk voor die toekomst kan leveren. Die blauwdruk zal een financiële haalbaarheid moeten bevatten. We lopen waarschijnlijk wel een horizon vooruit met deze gedachte. Dus moeten we zorgen niet volledig uit het zicht te raken en intussen ons perspectief zo interessant te maken dat de rest een beetje doorloopt. We hebben straks een samenleving die bol staat van de senioriteit. Tegelijk hebben we vanuit de informatiesamenleving een overvloed aan kennis geërfd: weetjes, feiten, ervaringen, inzichten, al dan niet gedigitaliseerd. We hebben de jongeren nodig om daar een remix van te maken en de senioren om daarin bepaalde details toe te lichten, zoals een gids ons kan wijzen op het hoe en waarom van de bijzonderheden van een ruïne.
Auteur: Theo Meereboer Theo Meereboer is communicatiedeskundige en directeur van COMMiDEA. Daarnaast geeft hij lezingen en is vaste gastdocent aan de Reinwardt Academie (tcmeereboer@gmail.com).
Referenties:  
468

Reactie verzenden

Share This