Selecteer een pagina

Web 2.0 – de hype voorbij

Algemeen
Het brein van velen binnen de wat roestige museumgemeenschap begon een beetje te duizelen afgelopen jaar… en eerlijk gezegd het mijne ook.  Er was in 2008 in museumland namelijk een hoop aandacht voor allerhande zogenaamde Web 2.0 toepassingen. Zelfbenoemde web-goeroes lieten in seminars, presentaties en congressen prachtige voorbeelden zien wat er allemaal mogelijk is. Van YouTube tot Wikipedia, van Flickr tot Hyves – de toepassingen vlogen ons om de oren. Er leek sprake van een hijgerige hype.


Ik ben geen digibeet en schrok niet zo van al die mogelijkheden. Toch kon ik niet meteen duiden wat deze ontwikkelingen nu eigenlijk betekenden voor het Tropenmuseum waar ik op dat moment voor werkte. Op welke manier moeten we meedoen? Moeten we wel meedoen? Om onze strategie te bepalen hebben gekozen voor een stapsgewijze aanpak:

Matig succes van museale Web 2.0 toepassingen
Bij het onderzoeken van andere websites viel op dat het succes van museale Web 2.0 toepassingen klein lijkt. De video’s van een museum als het MoMA trekken gemiddeld 10.000 kijkers en die van het Rijksmuseum 2.000. Dit zijn zeer bescheiden aantallen, zeker gezien de kosten voor het maken van een film. Een film met een beetje basale kwaliteit van een minuut of drie kost al zo’n 2.500 euro. Voor dat bedrag krijg je ook een advertentie in de Volkskrant, met een veel groter bereik.
Verder viel op dat de actieve participatie van bezoekers bij Web 2.0 sites zeer laag is. Experts in sociale media zeggen dan ook dat er sprake is van een 90-9-1 regel. Dit betekent dat 90% van de bezoekers consumeert, 9% af en toe participeert en 1% fanatiek produceert. Daarnaast kan die 1% wel heel fanatiek zijn in produceren van allerhande content, maar dat zegt niks over de kwaliteit van het geproduceerde. Volgens mij liggen de getallen voor actieve producenten zelfs nog wel iets lager dan 1%. Het populairste filmpje van het MoMA heeft 117.000 views, maar slechts 50 mensen (0,04%) hebben commentaar gegeven. Dit heeft gevolgen voor een museum dat een Web 2.0 toepassing start die een actieve participatie vereist. Als het museum minstens 100 mensen wil laten participeren, dan moeten er in het gunstigste geval 10.000 mensen consumeren. 

Verschillende doelgroepen
Uit het onderzoek naar de website van het Tropenmuseum kwam een divers beeld van doelgroepen tevoren. Zo is er bijvoorbeeld een kleine groep museumprofessionals die de collectiewebsite bezoekt. De behoefte van deze groep voor actieve participatie ligt hoog. Een conservator uit Indonesië heeft wel behoefte om commentaar te geven op de online collectie of deze collectie naar eigen inzicht te kunnen clusteren en te delen met anderen.
Maar de meest fanatieke bezoekers van de Tropenmuseum website zijn vooral mama’s die iets leuks met hun kinderen willen doen. Het gezin dat naar het Tropenmuseum komt voor een gezellige knutselactiviteit wil meestal maar drie dingen weten: wat kost het? Hoe laat begint het? En hoe kom ik er? We kwamen dus al snel tot de conclusie dat echt niet iedereen die de Tropenmuseum website bezoekt, zit te wachten op al die fancy Web 2.0 toepassingen.

Uiteindelijk identificeerde het Tropenmuseum de volgende doelgroepen:
•    Dagjesmensen/gezinnen: deze groep gebruikt de site ter voorbereiding van het bezoek. Is vooral geïnteresseerd in praktische informatie (routebeschrijving, wat is er te doen en kunnen we reserveren?)
•    Specifieke tentoonstellingsbezoekers: naast praktische informatie wil deze groep vooraf sfeer proeven (bijvoorbeeld door foto’s en video) en achteraf nog inhoudelijke informatie aantreffen
•    Onderwijzend personeel: welke  educatieve diensten biedt het Tropenmuseum aan? En hoe sluiten deze aan bij het curriculum?
•    Kinderen: spelen graag spelletjes en zijn op zoek naar informatie voor werkstukken
•    Volkenkundig geïnteresseerden: deze groep is encyclopedisch gericht. Zij willen graag op de hoogte gehouden worden van de inhoudelijke activiteiten binnen het Tropenmuseum
•    Museumprofessionals: zij willen diep spitten in collectie. Daarnaast zijn ze op zoek naar overzicht van kennis en kunde binnen het Tropenmuseum.

Toen we de doelgroepen en hun behoeftes op een rij hadden, konden we prioriteiten stellen en projecten definiëren. Zo is er voor de dagjesmensen een ‘plan uw bezoek’ project gedefinieerd en wordt er een reserveringssysteem opgezet. Verder gaat het Tropenmuseum zijn collectiewebsite onder handen nemen, waarbij aandacht is voor de verschillende doelgroepen. De museumprofessional kan werken met de ruwe collectiedata en de volkenkundig geïnteresseerde krijgt een meer encyclopedisch overzicht van de collectie.

Het gevaar van een hype is dat iedereen maar blind achter elkaar aanrent om niet achter te blijven. Het Tropenmuseum heeft besloten om de hype aan zich voorbij te laten gaan en zich in eerste instantie te richten op de behoefte van haar bezoekers. Web 2.0 toepassingen vormen slechts één van de middelen om deze behoefte goed in te kunnen vullen.

Auteur: Dimitry van den Berg (dimitryvandenberg@gmail.com) was medewerker marketing bij het Tropenmuseum en werkt nu als hoofd Marketing & Sales bij het Dolhuys. Hij publiceert regelmatig over museummarketing op zijn weblog www.museummarketing.info.
Referenties: 
468

Reactie verzenden

Share This